vrijdag 10 mei 2013

Have mercy

Hoe komt het toch dat ik vaak het idee heb dat er iets is dat anders (beter) moet, voordat ik gelukkig kan zijn?
Het begint als een onduidelijk gevoel. Alsof dat ongeluk een heel dun vliesje schimmeldraad om me heen spint. In eerste instantie heb ik het niet eens in de gaten totdat ik merk dat mijn zicht vertroebeld is. En tegen die tijd besef ik alleen maar dat het anders moet en schiet onmiddellijk in de modus van het bedenken van oplossingen. Het komt er meestal op neer dat het simpeler en helderder moet.
Gisteren viel ik van de trap. Ik had mijn elleboog en heup gestoten en dat deed even verrekte pijn. Ik moest huilen, maar niet van die lichamelijke pijn. Ik huilde omdat er allemaal troep in de hoek van de trap opgestapeld stond en ik uitgegleden was omdat ik aan de smalle kant van de zich draaiende traptredes naar beneden had willen lopen. Ik riep alleen maar dat ik het zo ontzettend zat was, al die troep in huis. Zo ontzettend zat. Ik wil het niet meer, riep ik. Weg met al die spullen.
Op dit soort momenten merk ik dat ik ingesponnen ben met dat duivelse vliesje. Dat ik van mijn padje geraakt ben.
Terug naar de basis, Joyce. Ja, alweer. En nee, dat is helemaal niet erg. Er is niemand die bijhoudt hoe vaak jij jezelf terug naar de basis fluit.
In de kerk zongen we gisteren 'Lord, have mercy'. Ik weet nog dat ik me meteen realiseerde dat de Lord echt wel mercy met mij heeft, altijd, maar dat het veel belangrijker is dat ik 'Joyce, have mercy' zing.