maandag 28 april 2014

Bidden tot jezelf?

Als ik ruzie met iemand heb, dan verschillen onze meningen flink. Lijkt me duidelijk, anders maak ik geen ruzie.
De laatste keer dat ik zo'n discussie had voelde me door het gedrag van de ander niet serieus genomen en ik vertelde hem dat. Wat het met me deed dat hij zich zo gedroeg. Het grappige was dat hij zei dat ik het mezelf erg moeilijk maakte door er op die manier tegenaan te kijken. Als ik het op zijn manier zou zien, dan was er niets aan het handje.
Ja, haha, als ik dat iedere keer zou doen als ik me aan iemands gedrag stoor, dan zou ik nooit meer met wie dan ook ruzie hoeven te maken, dat snapte ik ook wel. Pfff.
En toen las ik een interessant stuk van Peter Russell op de site van Eckhart Tolle. Hij schrijft over bidden. Maar dan niet over bidden tot God, maar tot jezelf. Hij blijkt iets soortgelijks te doen.
"If I catch myself feeling upset in some way, I find it helpful to remember that my annoyance might be coming from the way I am interpreting the situation. If so, it makes more sense to ask, not for a change in the world, but for a change in my perception. So that is what I pray for. I settle in to a quiet state, then ask, with an attitude of innocent curiosity: "Could there, perhaps, be another way of seeing this?" I don't try to answer the question myself, for that would doubless activate the ego-mind, which loves to try and work things out for me. So I simply pose the question. Let go and wait."
Ja, dit begrijp ik. Dat het goed is en dat het me veel goeds kan opleveren. Genpo Roshi zegt dat je je in zo'n geval richt tot het verlichte deel van je persoonlijkheid, the 'awakened mind', the 'Big Mind'. Persoonlijk geloof ik toch echt dat ik mij op zo'n moment volledig open stel voor God en dat ik zo toegang heb tot Goddelijke wijsheid.
Anyway. Ik wil gewoon ruzie mogen maken als ik daar heil in zie. Gewoon lekker die ander mogen confronteren met zijn gedrag en wat dat met mij doet.
En voor al die andere belangrijke, grote en verontrustende vragen richt ik mij tot de Allesomvattende.

www.creatov.nl

maandag 14 april 2014

De kracht van bidden

Ik lees Thich Nhat Hanh. Hij schrijft over bidden. Gebed als deel van je spirituele oefening.
Persoonlijk heb ik altijd een aversie gevoeld tegen bidden. Mijn associatie met bidden is dat je vindt dat je iets tekort komt of dat er iets geheeld moet worden en daarom vraag je God om het goed te maken (waarmee we ook meteen bij het Godsbeeld uitkomen waar ik moeite mee heb) want je bent zo ongelukkig.
Ook Thich Nhat Hanh zegt dat het niet genoeg is om alleen te bidden om gezondheid, succes en harmonie. Als je niet bij deze oppervlakkigheid wil blijven steken zul je je spirituele oefening moeten verdiepen. Je krijgt dan zicht op de onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid van alle wezens. Als je deze kern van de dingen ontdekt, dan ben je ermee in contact en dan verdwijnt de sluier van het materiële niveau. Je bent dan in contact met God, de zo-heid. Je geluk blijkt op dit diepere niveau niet afhankelijk van aardse zaken als lichamelijke gezondheid of succesvol zijn.
Toen ik dit las moest ik meteen aan Krishnamurti denken. Van hem heb ik een foto op het openingsscherm van mijn computer staan: "You see, I don't mind what happens."
Ik begrijp wat hij bedoelt. Heb het ook ervaren. Op die momenten viel alles op z'n plek. Geen angst te bespeuren, slechts een oneindige openheid waar alles z'n plek heeft.
Meditatie is de weg. Of bidden op dat diepere niveau.
Ik ga maar eens een verfrissende duik nemen.


bron foto onbekend

En toen zag ik een aflevering van Het Vermoeden met Pim van Lommel. Hij vertelt over dit eindeloze bewustzijn van ons en leest een prachtige bijbeltekst voor.

vrijdag 10 mei 2013

Have mercy

Hoe komt het toch dat ik vaak het idee heb dat er iets is dat anders (beter) moet, voordat ik gelukkig kan zijn?
Het begint als een onduidelijk gevoel. Alsof dat ongeluk een heel dun vliesje schimmeldraad om me heen spint. In eerste instantie heb ik het niet eens in de gaten totdat ik merk dat mijn zicht vertroebeld is. En tegen die tijd besef ik alleen maar dat het anders moet en schiet onmiddellijk in de modus van het bedenken van oplossingen. Het komt er meestal op neer dat het simpeler en helderder moet.
Gisteren viel ik van de trap. Ik had mijn elleboog en heup gestoten en dat deed even verrekte pijn. Ik moest huilen, maar niet van die lichamelijke pijn. Ik huilde omdat er allemaal troep in de hoek van de trap opgestapeld stond en ik uitgegleden was omdat ik aan de smalle kant van de zich draaiende traptredes naar beneden had willen lopen. Ik riep alleen maar dat ik het zo ontzettend zat was, al die troep in huis. Zo ontzettend zat. Ik wil het niet meer, riep ik. Weg met al die spullen.
Op dit soort momenten merk ik dat ik ingesponnen ben met dat duivelse vliesje. Dat ik van mijn padje geraakt ben.
Terug naar de basis, Joyce. Ja, alweer. En nee, dat is helemaal niet erg. Er is niemand die bijhoudt hoe vaak jij jezelf terug naar de basis fluit.
In de kerk zongen we gisteren 'Lord, have mercy'. Ik weet nog dat ik me meteen realiseerde dat de Lord echt wel mercy met mij heeft, altijd, maar dat het veel belangrijker is dat ik 'Joyce, have mercy' zing.




zondag 14 april 2013

De verloren zonen

Ik lees het hoofdstuk over de oudste zoon uit Henri Nouwens Eindelijk thuis, het boek waarin hij tijdloze lessen trekt uit Rembrandts schilderij Terugkeer van de verloren zoon.
De verloren zoon, de jongste, keert naar jaren van losbandigheid en 'zonde' terug naar zijn ouderlijk huis, berouwvol, en wordt door zijn vader liefdevol ontvangen. Wie kent het verhaal niet?
Nouwen betoogt dat ook de oudste zoon een verloren zoon genoemd had kunnen worden. Deze oudste zoon, die het zo graag allemaal goed heeft willen doen, thuis gebleven is, hard gewerkt heeft, zijn verplichtingen nakwam, deze zoon trok innerlijk steeds verder weg van zijn vader, werd steeds ongelukkiger en steeds minder vrij. Deze zoon had niet de moed weg te lopen en was diep vanbinnen jaloers op zijn jongere broer. Hij raakte verloren in wrok en zijn boosheid en afgunst hielden hem gevangen.
Nouwen herkent zichzelf maar al te goed in deze oudste verloren zoon. 'Het werd voor mij steeds moeilijker me thuis te voelen in het huis van mijn vader. Ik werd steeds minder vrij, minder spontaan, minder vrolijk, en de anderen gingen mij steeds mee zien als iemand die wat 'zwaar op de hand' was."
Ik heb nooit ontvangen wat ik verdiende, is de klacht van de oudste zoon. Hij kan niet meer delen in de vreugde van anderen. Vreugde en wrok kunnen niet naast elkaar bestaan.
"Hoe meer ik over de oudste zoon in mij nadenk, des te meer realiseer ik me hoe diep geworteld deze vorm van verlorenheid werkelijk is en hoe moeilijk het is vanuit zo'n houding terug te keren naar huis. Het lijkt zoveel makkelijker om terug te keren van een leven vol wellustige uitspattingen dan van de kille woede, die in de diepste schuilhoeken van mijn hart genesteld is."
"Er is een enorme, duistere kracht die mij tot dit innerlijk beklag brengt. Het veroordelen van anderen en van mezelf, mijn eigendunk en het afwijzen van mezelf versterken elkaar en hebben een steeds destructievere uitwerking," schrijft Nouwen.
Natuurlijk herken ik persoonlijk ook heel veel en is het hoofdstuk enorm confronterend. Inderdaad, waar mijn deugdzame ik is, is ook mijn van wrok gevulde aanklager aanwezig. Om treurig van te worden.
En dan staat er in de slotalinea iets wat naadloos aansluit op de Paaspreek van een paar weken geleden. Nouwen vraagt zich natuurlijk af hoe hij kan terugkeren naar zijn liefdevolle vader als hij zichzelf verloren heeft in wrok en overweldigd wordt door jaloezie, gevangen zit in gehoorzaamheid.
Hij beseft dat hij zichzelf niet aan zijn eigen haren uit het moeras kan trekken.
Hij beseft dat hij zichzelf niet kan genezen.
Er moet iets gebeuren wat hij zelf niet tot stand kan brengen: "Ik kan alleen van bovenaf genezen worden, als God van boven tot mij komt," schrijft Nouwen. Als voorbeeld haalt hij Jezus' woorden tot Nicodemus aan: "Wees dus niet verwonderd als ik jullie zeg: jullie moeten opnieuw geboren worden; van bovenaf."
Net als Joris Vercammen het verwoordde in zijn preek: "Je kunt jezelf niet vrijkopen, je wordt vrijgekocht, je ontvangt je toekomst, je wordt opnieuw geschapen."
Mooi is dit toch.


Rembrandt - de terugkeer van de verloren zoon

woensdag 3 april 2013

Pasen 2013

Eerste Paasdag ging ik naar de Oud-Katholieke kerk en luisterde naar de preek van Joris Vercammen. Het ging over mij. Over de toekomst die nog maar al te vaak verduisterd wordt door het verleden dat mij nog zo in zijn greep heeft.
Vercammen vergeleek het met 'dolen in een vreemd land waar het onmogelijk is je thuis en je rust te vinden'. Is er een routekaart uit dit gebied? Een procedure, een therapie? Alsof je je door je aan regeltjes en geboden te houden van die zonnige toekomst kunt verzekeren.
Je kunt jezelf niet vrijkopen, je hebt het niet allemaal zelf in de hand. Je wórdt vrijgekocht, je ontvángt de toekomst, je wórdt opnieuw geschapen, klonk het in de preek. Dat is de boodschap van Pasen. Het enige wat mij te doen staat is goed luisteren. Want vanuit de toekomst klinkt mijn naam. Dan weet ik wat mij te doen staat en zal ik handelen uit vrijheid.
We horen onze naam als we ons verlangen naar liefde ernstig nemen, zei Vercammen. Want in dat verlangen klinkt onze naam als een uitnodiging om ons open te stellen voor hen die ons levenspad kruisen. "Verlangen naar de vrijheid om lief te kunnen hebben: dat is je omkeren weg van je verleden om je blik naar de toekomst te richten."
Pasen is het feest van een frisse start. Ik kies voor het avontuur van de ontmoeting en geeft mijn verlangen naar liefhebben alle ruimte. Ik hoef alleen maar goed te luisteren.



zaterdag 30 maart 2013

Poetry

And I said to him
Are there answers to all of this?
And he said
The answer is in a story
and the story is being told

And I said
But there is so much pain
And she answered, plainly,
Pain will happen.

Then I said
Will I ever find meaning?
And they said
You will find meaning
Where you give meaning

The answer is in the story
and the story isn't finished.

Pádraig Ó Tuama



vrijdag 29 maart 2013

Kwetsbaar leven

Vandaag kocht ik De berg van de ziel, een persoonlijk essay over kwetsbaar leven, geschreven door Christa Anbeek en Ada de Jong.
De afgelopen weken was ik me weer enorm bewust van mijn eigen kwetsbaarheid. Dacht na over mijn levensloop, hoe vooral mijn vaders dood mij gevormd heeft tot de mens die ik nu ben.
Mag ik kwetsbaar zijn van mezelf? Mag ik ontzettend bang zijn dat mijn kinderen iets overkomt, gewoonweg omdat ik dat oerverdriet niet nog een keer wil meemaken?
Het begon ermee dat Colm Tóibín mij met het eerste verhaal uit zijn bundel De lege familie in één klap terugbracht naar de maand voorafgaand aan mijn vaders sterfdag. De hoofdpersoon is acht jaar en zijn vader ligt in het ziekenhuis. Hij logeert met zijn broer bij een tante - 'alles was grauw en vreemd' - en de kinderen weten niet hoe lang ze daar moeten blijven. Zijn moeder neemt geen contact met hen op in die tijd en ook naderhand hebben de kinderen nooit gevraagd om uitleg 'of ze in die maanden benieuwd was geweest hoe het met ons ging of hoe we ons voelden'.
'Dat zou niets voor moeten stellen, want het leek  niets, net zoals één min één nul lijkt. Het zou nauwelijks het vermelden waard moeten zijn' ... 'Het is alsof Cathal en ik de tijd in de schemerwereld doorbrachten, alsof we langzaam werden neergelaten in het donker, waar al het vertrouwde ontbrak, en alsof niets wat we zeiden of deden daar iets aan kon veranderen. Omdat niemand ons kwaad deed of bang maakte, kwam het niet in ons op dat we ons in een wereld bevonden waar niemand van ons hield, of dat zoiets van enige betekenis kon zijn. We beklaagden ons niet. We waren van alles ontdaan, en in dat vacuüm trad iets als een stilte op - vrijwel geen geluid, alleen wat trieste weerklanken en onbestemde gevoelens.'
... 'er doen zich nu nachten voor'...'waarin die trieste weerklanken en onbestemde gevoelens zich met iets grotere intensiteit dan voorheen aan me opdringen. Ze zijn als fluisteringen of als opgesloten jammerklachten.' ... 'Mijn broer en ik leerden om geen mens te vertrouwen. We leerden toen om niet te praten over de dingen die voor ons van belang waren, en met een verbeten, koppig soort trots hielden we ons daar ons hele leven zo veel mogelijk aan, alsof het een verworvenheid was.'
Zo'n ervaring vormt je. De onbevangenheid is eraf. Ik merk het keer op keer in mijn leven. Onbewust ben ik iedere keer aan het leven alsof het niet gebeurd is. Dat is wat ik denk dat ik moet doen. Omdat ik denk dat mensen niet houden van beschadigde mensen die bang zijn. En ik wil dat er van mij gehouden wordt. Het liefst op die manier waarop er voor mijn vaders dood van mij gehouden werd, toen alles nog goed was. En iedere keer word ik teruggefloten. Door mijn ziel? Want ik voel dat dit niet de manier is. Het het heeft iets respectloos en ik wil respect hebben voor mezelf, voor de hele mens die ik ben, ongeacht hoe ik er aan toe ben.
Het boek van Christa Anbeek en Ada de Jong gaat over dit kwetsbaar leven. Hoe je dat doet. Hoewel de inleiding hartverscheurend is, ga ik doorlezen. Ik kom erop terug.